De kleine hoefijzerneus

Biologen hebben het maar lastig; zij moeten alle dieren ter wereld een naam geven. Een lastige taak. Soms gaat dat goed, zoals bij de wandelende tak. Dat is namelijk een wandelende tak. Daar kun je niet omheen. Soms gaat het al wat moeilijker. De walvis is hier een voorbeeld van. Maar die maakt het er ook een beetje zelf naar, met z’n ik-ben-een-waterzoogdierattitude. Soms gaat het ook helemaal mis. Hier komt de kleine hoefijzerneus om de hoek kijken.

Dat iemand deze vleermuis ooit de kleine hoefijzerneus heeft kunnen noemen, is merkwaardig. Daar moet wel een hele wonderlijke geschiedenis aan vooraf zijn gegaan. Ik heb met m’n neus heel dicht op het scherm gezeten en kwam echt niet verder dan: Harige bal met iets wat op een hoofd lijkt…..en vleugels. Nu snap ik dat dit geen naam is die je eens even in de biologieboekjes zet, maar dat wil toch niet zeggen dat je hem zomaar met een hoefijzer moet gaan vergelijken. Op die manier kunnen we Gertjan Verbeek vanaf nu ook wel de grote hoefijzertrainer gaan noemen.  

Het is natuurlijk ook niet gemakkelijk om een naam te verzinnen voor een beestje dat 40 millimeter groot is. In dit geval weet ik toevallig dat ze niet over één nacht ijs zijn gegaan bij het naamgevingsproces. Maandenlang hebben de biologen in hun baard zitten plukken om een geschikte naam te vinden voor deze rakker. Geen succes. 

Toen hebben ze uiteindelijk maar een duur reclamebureau ingehuurd; die jongens willen na een paar lijntjes coke ook nog wel eens heel adrem uit de hoek komen. Kwamen ze met de Bacardi aanzetten. Een belachelijke naam natuurlijk, zo vonden ook de biologen. Achteraf bleek de combinatie vleermuis en Bacardi zo slecht nog niet. Er had alleen nog rum bij gemoeten.

Dat hebben ze dan ook maar gedaan. Want het beestje had nog steeds geen naam. Is er een bioloog op de kop aan een balk naast het vleermuisje gaan hangen en rum gaan drinken. Na 11 flessen vond-ie de neus van de vleermuis plots op een hoefijzer lijken. Eureka. Hij is naar beneden geflikkerd en ze hebben het beestje de kleine hoefijzerneus genoemd.

Veel moeite, vooral omdat het beestje gelijk toen hij een Nederlandse naam had gekregen besloot om als ‘ernstig bedreigd’ door het leven te gaan. Een hoop moeite voor niks dus, voor deze kleine teringlijer.

Alhoewel…., teringlijer. Eigenlijk  is het een alleraardigst vleermuisje. Jammer dat hij zo zeldzaam is. Ok, hij vecht niet met jokers, pinguïns en groene mannen in vraagtekenpakken (bam, pow, biff!), maar hij heeft bijvoorbeeld wel een hele leuke, zwart tot rookbruine, pluizige vacht. En om het af te maken is z’n onderzijde grijs-wit. Dat is ook wat waard.

Vooral het beheren van een rookbruine vacht is geen sinecure. Wekenlang hangt de kleine hoefijzerneus boven de barbecue om het gewenste rookbruine effect te krijgen. Tja, en dat gaat natuurlijk ook wel eens mis; ligt-ie ineens met z’n vleugeltjes te spartelen op het rooster van de barbecue. Het is één van de redenen waarom de kleine hoefijzerneus wordt bedreigd.

Een andere reden is dat het beestje voortdurend opgegeten wordt door otters – gebarbecued of rauw; dat maakt de otter niet uit. Die otter is zelf ook een bedreigde soort in Nederland. Dan is het toch wel een beetje de wereld op z’n kop dat juist hij het vleermuisje op z’n menu heeft staan.

Vooral ook omdat de kleine hoefijzerneus een heel meegaand typje is. Zo hangt het vleermuisje vrij aan een balk, zonder z’n buren aan te raken. De Rijdende Rechter zul je dan ook maar zelden zien bemiddelen in een conflict tussen twee kleine hoefijzerneuzen. Die neuzen staan dus vaak in dezelfde richting. 

Een ander voorbeeld van z’n goede inborst is dat hij tijdens het vliegen slechts een fluisterend geluid maakt met z’n vleugels. Dit alles om z’n omgeving zo weinig mogelijk overlast te bezorgen. Wat dat betreft is het zeker geen typische hangvleermuis.

6 reacties op “De kleine hoefijzerneus”