Gehaktstaafgeluk

Dwars door de mistflarden zag ik een man zonder jas voor het tankstation staan. Hij beet met een brede grijns op z’n gezicht in een gehaktstaaf. Er viel wat curry van op z’n trui. Het leek hem niet te deren. Hier stond, ondanks de kleffe gehaktstaaf, de bevlekte trui, de novemberkou en het gebrek aan jas, een volmaakt gelukkige man man te zijn.

Tijdens het tanken bleef ik naar de man kijken. Hij was geen trucker. Het was meer een type Almere Buiten, die elke ochtend in een Opel Vectra de stripheldenbuurt verlaat om ergens op een treurig kantoor een functie met een Engelse naam uit te oefenen. Misschien zat het ook wel heel anders, maar meer tijd om erover na te denken, was er nu even niet; de tank zat vol en dan is het tijd om af te rekenen. Of om een file te rammen. Ik koos voor afrekenen.

Na het afrekenen, gebeurde er iets merkwaardigs. Ik werd door een hogere gehaktstaafmacht naar de automatiek van het tankstation gezogen. Eén spirituele gehaktstaafervaring later vond ik mezelf terug naast de man zonder jas. Hij was aan z´n laatste stukje staaf bezig, terwijl ik er net aan begon. Zwijgend aten we. Had Vincent van Gogh nog geleefd, dan had hij er een schitterend schilderij van kunnen maken: De Gehaktstaafeters.

Halverwege de staaf merkte ik opeens dat ik begon te praten. Ik vroeg aan de man zonder jas of hij het niet koud had, zo zonder jas. Ja, hij had het koud, maar dat hinderde niet. ‘Waarom draagt u eigenlijk geen jas?’, hoorde ik mezelf daarna op een bemoeizuchtig toontje vragen. ‘Die ligt nog in de bus’, antwoordde hij kortaf. En zo ging het vraag- en antwoordspel tussen de man zonder jas en mij nog even door.

Aan het eind van mijn gehaktstaaf bleek dat de man zonder jas Hans heette en een vrouw had die graag georganiseerde tripjes ondernam. Naar musea met kunst waar Hans niks van begreep, bijvoorbeeld. Terwijl hij hier voor het tankstation stond, had hij eigenlijk rond moeten lopen tussen beschilderde kubussen die een uitvloeisel waren van het impressionisme. Ofzoiets.

Echter, de bus met kunstliefhebbers was hem na een tankstop vergeten. In alle euforie heeft Hans toen een gehaktstaaf gekocht. Ik kocht er nog één voor hem. En één voor mezelf. Na gehaktstaaf nummer twee vroeg ik wat hij nu ging doen. ‘Geen idee. Misschien bel ik een taxi en koop ik ergens een jas. Of nog een gehaktstaaf. Alles beter dan de tripjes met mijn vrouw.’

Als alles kut is, kan geluk zelfs in een gehaktstaaf zitten.

Volg ons op Facebook en vind ons leuk op Twitter. Of andersom. Kijk maar.