Anton Geesink

Anton Judokas PakNederland beschikt over een paar sporticonen. Dit werden zij vanwege goede prestaties op allerlei velden, banen, zalen en andere oppervlaktes waar je topsport op kan bedrijven. Na hun carrière gaan ze vaak niet op hun lauweren rusten, maar proberen ze zich op een ander vlak verdienstelijk te maken.

Niet zelden bereiken ze ook echt wat. Johan Cruijff werd bijvoorbeeld een succesvol coach en heeft een eigen foundation. En een eigen mening. Over alles. Dit is Nederland volgens mij zo langzamerhand een beetje zat; ik kan er echter geen genoeg van krijgen. Wat mij betreft krijgt-ie een standbeeld, vakkundig gehouwen door de beste beeldhouwer ter wereld. Daarna gaat Johan zelf nog met wat klei in de weer omdat het natuurlijk een ‘heel slllecht’ standbeeld was. Da’s logisch.

Anton Geesink is een andere Nederlandse sporticoon. Op de Olympische Spelen van 1964 gooide hij een stuk of wat Japannertjes op hun rug en werd zo de eerste Olympische judokampioen. In Japan nog wel. Utrechtse Anton was plots een held in het land van de rijzende zon.

Nu zegt dit niet zoveel, Gerard Joling schijnt daar ook groot te zijn en als je er midden op straat succesvol je veters weet te strikken staat er al een horde aanbidders voor je te buigen. Maar toch, Anton was judokampioen. Dat is niet niks.

Daar was-ie het zelf ook van harte mee eens. Sterker nog, hij vond niet alleen dat hij heel goed Japannertjes op hun rug kon gooien, hij kon zich nu ook uitstekend gaan bemoeien met het besturen van sportbonden. En tja…, wie houdt een 2 meter lange judomastodont tegen als hij iets wil?

Inderdaad, niemand. Zo werd deze boerenlul dus lid van het IOC. Met gebrek aan zelfkennis kom je nog eens ergens. De rest van het IOC lacht zich, tussen het aannemen van steekpenningen door, kapot om de speeches van Anton.

Het NOC, de Nederlandse sportkoepel, is het lachen inmiddels wel vergaan. Ook zij hebben namelijk, vooral volgens Anton zelf, rekening te houden met de mening van Anton. En die verschilt nogal eens van wat ze in Papendal bedacht hebben. Of beter gezegd, meestal is er geen touw vast te knopen aan de mening van Anton. Anton is namelijk niet zo slim, maar wil wel hele moeilijke woorden gebruiken en tegelijkertijd ook nog eens volks overkomen. Daarnaast is hij nog koppig en lijdt hij aan een zelden overtroffen vorm van megalomanie. Dan ga je dus tijdens vergaderingen dit soort dingen zeggen:  

‘Ja maar uw beleidsplan is een farce van een schijnvertoning die ik nog nooit heb gezien. Het hele stuk hangt aan elkaar van losse zandkorrels die niks met elkaar te maken hebben. Nergens is ook maar een geintje langebaantermijn te bespeuren waar iemand hondenbrood van lust. Bovendien word ik, de Anton Geesink, ook nog eens heel erg bot beledigd in uw verslagsrapportage. Het is een schande dat u mij behandelt als de enigste beste schuine marcheerder! Jullie kunnen aan m’n plasser gaan zuigen en er aan blijven zuigen.’

Niet verwonderlijk dat Anton het altijd met iedereen aan de stok heeft. Vanzelfsprekend ligt dat niet aan hem. ‘Ze’ proberen hem altijd kapot te maken. Zelfs met de steeds minder vlees wordende positivo Erica Terpstra kan hij niet goed door één deur. Des te verbazender was het dat Anton zijn steun uitsprak voor dier gedoodverfde opvolger bij het NOC, André Bolhuis. Er was zowaar iemand binnen het NOC die de goedkeuring kon wegdragen van Anton.

Volgens Geesink voldoet hij aan alle voorwaarden. Die voorwaarden zijn waarschijnlijk dat Anton hem een geschikte voorzitter vindt en dat hij volgens Anton een geschikte voorzitter is.

2 reacties op “Anton Geesink”