De derny

Inmiddels zijn Down Under de wegfietsen alweer uit het vet gehaald, maar wat was het mooi, het zesdaagsenseizoen. Door de fietsjes zonder remmen, waarop coureurs zaten die zich als vanouds met doodsverachting naar beneden lieten smakken in de lucht van verschraald bier en verbrande hamburgers. Door het middenterrein, de menselijke bijenkorf met die schattige hokjes voor de renners. Maar vooral door de derny’s. En hun bestuurders.

De derny, een brommer met trappers, bedacht en vervaardigt door Roger Derny. Roger bedacht het concept in zijn woonplaats Vichy. Een paar jaar voordat de Franse maarschalk Philippe Pétain in 1940 de naam ‘Vichy’ voor altijd een nare bijsmaak gaf door er zijn met de nazi’s collaborerende regering te vestigen. Maar dat wist Roger niet toen hij uitkijkend over het nabij Vichy gelegen Lac d’Allier een visioen kreeg van een kleine brommertje met trappers en dunne bandjes. Hij zag er wielrenners achter rijden.

En zo kwam het dat er in 1938 voor het eerst gebruik werd gemaakt van de Derny. Tijdens Bordeaux-Parijs mochten de renners de laatste 300 kilometer(van de 600 intotaal!) achter een gangmaker rijden. Voor 1938 probeerde men het met motors, auto’s en zelfs tandems, maar toen was er opeens de Derny.

Sindsdien is hij niet meer weg te denken uit de wielersport. Het bedrijf van Roger Derny ging in 1958 failliet, maar de derny bleef, zij het nu met kleine letter d. Van merknaam naar soortnaam, dan doe je het goed als brommer met trappers. In 1988 verdween Bordeaux-Parijs van de wielerkalender, maar ook dat overleefde de derny.

Dat komt niet in het minst door de bestuurders van derny’s. Mannen die rondenlang onbewogen op hun brommer met trappers kunnen zitten zonder het bovenlijf ook maar een millimeter te bewegen. Alleen de beentjes onder het vaak kolossale lijf malen rustig door. Het zijn mannen die een snor hebben, ook al hebben ze geen snor. Ze zijn ook stiekem allemaal een beetje Joop Zijlaard, de gangmaker der gangmakers.

Achter een derny en zijn bestuurder aanpeddelen; het moet een fantastisch gevoel geven!

Tuurlijk, niet iedere renner is geschikt voor een derny. Ludo Diercxksens had in zijn beste dagen driekwart van de tijd met z’n tong uit z’n bek vóór de derny gereden. Bjarne Riis had bij een tegenvallend trainingsritje derny plus bestuurder zonder pardon in de berm geflikkerd.

Maar toch moet het voor de meeste renners de ultieme beleving van hun sport zijn. Geen Alpe d’Huez met duizenden dronken Nederlanders. Geen regenboogtrui. Geen zoenen van de mooiste rondemiss. Nee, zo dicht mogelijk met de dunne bandjes achter de derny. En de brede rug van de dernybestuurder, wiens snor wappert in de wind.

Volg ons op Facebook en vind ons leuk op Twitter. Of andersom. Kijk maar. Dit stuk verscheen ook op het wielerblog Het is Koers!