De sokken van Joop Gall

Toen de begenadigde maar bovenal besnorde linksback Joop Gall op zondag 25 mei 1997 aan zijn laatste thuiswedstrijd in het shirt van FC Groningen begon, stond ik precies op de plek waar ik al een paar seizoenen bewonderend naar hem had staan kijken: de staanplaatsen aan de lange zijde van het inmiddels ter ziele gegane Oosterparkstadion. Ietsje rechts van de middenlijn, als ik me omdraaide links.

Ik was veertien, net als het vriendje waarmee ik alle thuiswedstrijden bezocht. Om ons heen stonden mensen van allerlei verschillende leeftijden en gezindten; scholieren zoals wij, studenten, jonge vaders, oudere vaders, mannen zonder kinderen en opa’s. Vrouwen. Het was een bont gezelschap, maar we hadden één ding gemeen: onze onvoorwaardelijke liefde voor Joop Gall. Tweewekelijks zongen we hem gedurende één helft toe. Soms als hij een rush langs de lijn maakte. Soms als hij gewoon even aan z’n snor plukte. Het maakte eigenlijk niet uit.

Die laatste wedstrijd speelde Joop de tweede helft aan ‘onze kant’, zoals meestal het geval was geweest. Na het laatste fluitsignaal kwam hij onmiddellijk naar ons toe – ik kan me niet heugen dat hij een publiekswissel had gekregen. Hij ontdeed zich van zijn shirt en slingerde het met een ferme worp over het hek dat ons, de dertig à veertig Joop Gall-getrouwen, en Joop scheidde. Daarna volgde z’n broekje, z’n schoenen, en uiteindelijk z’n sokken. Geen van deze voorwerpen belandde in mijn grijpende handen. Het deerde me niks.

Boven mijn hoofd had zich immers zojuist de geur van de over me heen vliegende sokken van Joop Gall vermengd met de typische geur van sigaren, pis en te lang gebakken uien, die het Oosterparkstadion in de laatste jaren van z’n bestaan zo kenmerkten. Zo ruikt het afscheid van een cultheld, dacht ik. Joop Gall zelf liep ondertussen rustig richting de catacomben, slechts gekleed in een niet al te modieuze slip. Scheenbeschermers in de hand, snor nog steeds onder de neus. Zo ziet het afscheid van een cultheld eruit.

Volg ons op Twitter!