André Ooijer

André ooijerEen karikatuur van een profvoetballer, dat is André Ooijer. Dat is niet best. Niet voor hemzelf, maar ook zeker niet voor ons, de kijkers. Het beeld van profvoetballers is namelijk dat ze niet zo slim zijn, verwend zijn, lui zijn en altijd wat te zeiken hebben. En daar is André Ooijer dus nog weer een karikatuur van. Een uitvergroting. Je kent ze wel, die tekeningen gemaakt door mannen op bruggen, in winkelstraten of onder Eiffeltorens. Ooijer zou er zijn afgebeeld met een hele grote bek.

Dit seizoen is-ie weer terug op de Nederlandse velden. Bij PSV, de club waar hij eerder met slaande ruzie vertrok. Ik gaf hem ook een nieuwe kans en dus ging ik er eens goed voor zitten, de eerste wedstrijd dat ik ‘ em live kon zien. PSV tegen een onbeduidende Israëlische club. Hij bleek in niks veranderd. Na twintig seconde al deed hij z’n eerste ‘Ooijertje’.

Als een wildeman stormde hij vanaf z’n plekje in de achterhoede naar voren om de scheidsrechter lastig te gaan vallen vanwege een incidentje dat alleen hij had gezien. Nooit liep hij harder. Druk gebarend met z’n armen en met onvervalste Amsterdamse tongval zegt hij de scheidsrechter wat. ‘Wat,wat, wat….wattan, wat, wattan!’. Niet echt wijze woorden van Dreetje maar meer kan ik er niet van maken. Meestal laat de scheidsrechter het ook maar gewoon gaan. Deze druktemaker verdient niet eens dat ik een kaart uit m’n borstzak pak, moet de gedachte zijn. Dat is zo ongeveer hoe het gemiddelde ‘Ooijertje’ verloopt.

Het ‘Ooijertje’ tegen de Israëli’s vond dus al plaats na twintig seconden. Terwijl Ola Toivonen z’n haar nog aan het doen was, Isaksson die onvermijdelijke handdoek nog in z’n doel op stond te hangen en Fred Rutten z’n laatste onverstaanbare aanwijzingen naar het team schreeuwde, had Ooijer het al aan de stok met de scheidsrechter. Ook Lazovic was in die twintig seconden alweer onuitstaanbaar bezig geweest, dat wel.

Dat moet wat zijn als die twee op de training ruzie met elkaar krijgen.Wanneer de rest van de selectie na de ochtendtraining heel gemoedelijk de broodjes van tante Jo of iemand anders -ik weet niet wie, maar er zal ongetwijfeld iemand heel gemoedelijke broodjes staan te smeren op die warme Herdgang – zit weg te kauwen, staan Ooijer en Lazovic elkaar nog steeds uit te schelden op het trainingsveld. Dat houdt niet op. ’s Avonds moet de terreinknecht er zelfs de lichten voor aandoen. Lazovic is bang in het donker.  

Ooijer kan trouwens sowieso beter schelden dan voetballen. Hoe hij een basisspeler van Oranje is geworden, heb ik nooit begrepen. Toen hij in 2006 uit Eindhoven vertrok naar de Blackburn Rovers, schijnt hij dat vertrek bewerkstelligd te hebben middels werkweigering. Ik heb nooit een verschil gezien. Altijd al vond ik hem ontzettend traag en passief. Behalve als er 70 meter verderop een relletje was, dan wilde hij wel rennen.

Aan het begin van het seizoen raakte Ooijer geblesseerd, niet geheel toevallig ook het moment waarop PSV begon te draaien. Nu hij weer terug is, heeft Rutten een plekje op de bank voor hem gereserveerd. Dat is mooi. PSV interesseert me niet zoveel, maar het zou mooi zijn als hij hierdoor ook op de bank zou belanden bij het Nederlands Elftal.

Zelf lijkt hij er ook niet mee te zitten. Zo zegt hij in een artikel op voetbalzone.nl “reserve staan is geen issue voor mij”. Typisch zo’n tekst voor Ooijer, een beetje de zogenaamd volwassen prof gaan uithangen. Ik hoop dat Bert van Marwijk hem in Zuid-Afrika met deze woorden om de oren slaat. “André jongen, tegen de Denen lekker op de bank, het is voor jou toch geen issue”. Grote kans dat er dan toch opeens een briesende Ooijer voor z’n neus staat. “Wat, wat, wat!” 

20 reacties op “André Ooijer”