Smeerkaas

Sinds kort eet ik smeerkaas. Het bevalt prima, maar daarom schrijf ik er niet over. Dan had dit stukje ook over aardbeienjam, salami, appelstroop of ham kunnen gaan (dat sluit ik in de toekomst zeker niet uit trouwens, met name appelstroop wekt mijn bijzondere interesse). Ik schrijf over smeerkaas omdat ik iets wonderlijks ontdekt heb over deze heerlijke smeerbare lichtgele substantie.

Als u een door de wol geverfde smeerkaaseter bent, weet u er misschien al van, maar voor mij, als beginnend smeerkaaseter, kwam het als een verrassing: smeerkaas is een beetje de Barbapappa onder de ontbijtproducten. Je kunt smeerkaas in elke vorm boetseren die je wilt, maar uiteindelijk zal het toch weer de vorm aannemen die het daarvoor had.

Ik kwam hierachter doordat ik op een goede ochtend een cracker met smeerkaas at, de smeerkaas weer terugzette in de koelkast en de volgende ochtend dit procedé herhaalde. Ik had verwacht de smeerkaas die volgende ochtend net zo aan te treffen als ik haar had achtergelaten in die koude, koude koelkast. Met een smeerlitteken van de vorige ochtend dus. Maar nee hoor, het gat dat mijn mes gisteren had achtergelaten was weer gevuld met smeerkaas. Vol ongeloof heb ik een half uur naar het bakje staan gluren. Dit was een ontbijtproductenwonder.

Ik was zoiets helemaal niet gewend. Jarenlang at ik leverworst, haalde die leverworst de volgende dag weer uit de koelkast en dan zag de leverworst er net zo uit als de dag ervoor: met zo’n lomp gat erin als een soort krater, veroorzaakt door mijn mesbombardement van de dag ervoor. Met smeerkaas was alles opeens anders. Niets herinnerde me de dag erna nog aan het mes dat ik gisteren zo bruut door de smeerkaas haalde.

Na een week het wonder van de smeerkaas aanschouwd te hebben, ben ik het groter aan gaan pakken; ik heb een paar van die geinige kuipjes gekocht en ben gaan boetseren. Ik boetseerde onder andere mijn eigen penis, een oor van Pieter van Vollenhoven, een smeerkaaspop (met wortel als neus) en een kaasschaaf. Al deze kunstwerkjes legde ik een nachtje in de koelkast. De volgende ochtend lag er alleen nog een egale hoeveelheid smeerkaas in de vorm van een geinig kuipje. En dat terwijl ik de smeerkaas nooit ‘Huub, Huub, Smeerkaastruc’ heb horen zeggen, vanuit de koelkast.

Ik moet hierbij wel toegeven dat ik natuurlijk niet de hele nacht met m’n oor tegen de koelkast aan heb gezeten. Ik ben niet gek.

Iets van smeerkaas boetseren en ons dan volgen op Twitter!