Het dagboek van Sjaak L. Grottenhoofd (deel 23)

Hallo, ik ben Sjaak L. Grottenhoofd. Al 46 jaar een onuitstaanbare vent, waarvan ik er nu alweer 20 getrouwd doorbreng met de eveneens onuitstaanbare Rita. Samen hebben we twee kinderen. Gezinus van 12 en Teun van 16. Teun is een meisje. Vroeger noemden we haar Teuntje; nu is ze 98 kilo, dus dat gaat niet meer. Ondanks haar 98 kilo zit ze – god betere het – op korfbal. Gezinus voetbalt, heeft een bril en wordt gepest. Ik ben woonachtig op Kievitsei 38 te Kerkdriel, waar ik tevens werk als gemeenteambtenaar. De hel op aarde.

Zoals u wellicht al merkt erger ik me voortdurend en klaag ik me een weg door het leven heen. Daarom heeft onuitstaanbaar.nl me gevraagd een dagboek bij te houden. Elke zondag zullen mijn ‘belevenissen’ van de afgelopen week gepubliceerd worden op deze website. Ik hoop dat u er plezier aan beleeft, dan dient mijn verder compleet zinloze leven toch nog ergens toe.

Maandag 19 juli

Vorige week kon ik tijdens onze vakantie godzijdank nog in hotel New Sobibor blijven. Dankzij Transavia lagen onze koffers ergens in Stockholm, terwijl wij in Turkije verbleven. De hele week lag ik met m’n dikke reet en in hetzelfde, steeds viezer wordende, onderbroekje aan de rand van het zwembad. En ik moet zeggen, eigenlijk beviel dat prima. De eigenaar van het hotel bleek bijvoorbeeld een alleraardigste knaap te zijn als je even door het harde geschreeuw, het eigenaardige snorretje en dat gekke uniform van ‘em heen keek. Daarom baalde ik er nu opeens toch wel een beetje van dat we weer konden beschikken over onze koffers. Ok, ik werd herenigd met mijn knuffelbeer Henk de Boer (gekke naam inderdaad, maar zo heb ik hem nou eenmaal genoemd als driejarige; op zo’n leeftijd weet je niet beter), maar het betekende ook dat ik me weer buiten het met prikkeldraad beveiligde hotel moest begeven. Rita had allerlei activiteiten gepland. Omdat we een hele week binnen de poorten van het hotel (die overigens waren opgesierd met allerlei mooie spreuken) hadden vertoefd, moest dat hele programma deze week worden uitgevoerd. Gelukkig is de maandag na deze zin afgelopen, maar de rest van de week zou een hel worden.

Dinsdag 20 juli

Daar gingen we dan. De gezinnen Grottenhoofd en Van Bemmelen zouden Turkije onveilig gaan maken. Dit bleek eenvoudiger dan gedacht. De klus was eigenlijk al geklaard toen we die dikke Tonnie Van Bemmelen achter het stuur van ons gehuurde busje zette. Al na 1 kilometer reed hij bij een rotonde rechtdoor en knalde frontaal tegen een bloembak op. Busje total loss en Rita was zich kapot geschrokken. Voordeel was dat ik nog een dag aan de rand van het zwembad kon vertoeven. Tonnie beweerde achteraf dat het stuur klem was blijven zitten in één van zijn vele vetplooien en hij onmogelijk nog aan het stuur kon draaien.

Woensdag 21 juli

Nieuw busje, nieuwe kansen. Ditmaal zat ik achter het stuur. Ondanks dat ik bijna acht Turken van hun brommer heb gereden, kwamen we uiteindelijk toch ongeschonden aan bij een strandje waar we waterfietsen konden huren. Dat leek Rita leuk, waterfietsen. Nou, vooruit dan maar. Voor een paar miljoen lira huurden we een paar van die apparaten. Helaas hadden we niet echt goed nagedacht over het verdelen van ons aanzienlijke lichaamsgewicht: Ik, Teun en Tonnie zaten al snel met z’n drieën op één waterfiets. En zo gebeurde het dat er voor het eerst in de lange historie van de waterfiets er eentje zonk.

Donderdag 22 juli

Vandaag stond er een romantisch uitje op het programma. De kinderen werden in een waterpretpark gedumpt (Teun paste eerst niet door het tourniquetje) en wij zouden naar een zogenaamd Wellness Center gaan. Dat hield in dat we eerst in de heetste sauna ooit belandden, waar ik Rita een blauw oog sloeg toen ze een emmer koud water over me heen gooide. Daarna ben ik onder het mom van een typisch Turkse massage een uur lang gemarteld door een dikke Turk met een nog grotere snor dan ik. Aan het einde van de massage wreef hij nog met die snor over mijn rug. Hij voelde als een staalborstel. Half strompelend heb ik vervolgens het tafeltje bereikt waar ons romantische uitje werd voortgezet met een uitgebreid Turks diner. Nou, dat was wel even andere koek dan het buffet van hotel New Sobibor. Daar lag allemaal lekker westers eten gaar te worden in die grote aluminium bakken. De kok in New Sobibor bleek op de één of andere manier met name een voorkeur te hebben voor braadworsten, schnitzels en ander Duits eten. In het Wellness Center moest ik het doen met allerlei verschrikkelijke Turkse liflafjes. Met aubergine omwikkelde vijgen, gekke kaas die niet gewoon van een koe was. Dat soort werk. Toen er eindelijk gewoon gehaktballetjes op tafel kwamen, had ik mijn uit Kerdriel meegenomen tube mosterd er al bij gepakt. Helaas ging ook dat feest niet door. Het bleek te gaan om balletjes van gestampte kikkererwten en tuinbonen. Falafel heette het. Gadverdamme!

Vrijdag 23 juli

Ons romantische uitje had z’n tol geëist. Mijn maag kon al die Turkse rommel niet aan. Ik heb dus vandaag in elf verschillende onderbroekjes aan het zwembad gelegen. Voordeel was dat ik vandaag niet mee hoefde op excursie. De rest ging kijken naar kalkterrassen ofzo. Nou, een terras hoeft van mij echt niet van kalksteen te zijn, zolang ze er maar gewoon bier hebben. Ondanks mijn zwakke maag heb ik vandaag dan ook flink wat bier besteld bij Mehmet. Zo’n all inclusive polsbandje is fantastisch.

Zaterdag 24 juli

De laatste dag. ’s Avonds zouden we weer terugvliegen. Omdat Rita altijd de hele dag nodig heeft om de koffers in te pakken, konden wij mooi iets leuks gaan doen. We zijn met z’n allen op zo’n banaan achter een boot beland. Hoe Gezinus het precies voor elkaar kreeg, weet ik niet, maar hij verloor kansloos met van de banaan: 9-2. Toen we vertrokken uit New Sobibor hield de eigenaar met het eigenaardige snorretje, onder groots vlagvertoon, nog een mooie afscheidsspeech. Al duurde het allemaal wel wat lang; op een gegeven moment was hij zelfs zo aan het schreeuwen dat ik dacht dat hij een beroerte zou krijgen. Al met al was het wel een mooi einde van onze vakantie.

2 reacties op “Het dagboek van Sjaak L. Grottenhoofd (deel 23)”