Vrouwenvoetbal

Afgelopen zomer keek ik naar het EK vrouwenvoetbal. De NOS zond dat live uit in plaats van de zoveelste herhaling van een programma met Ron Boszhard. Die keuze van de netmanager valt misschien nog wel te rechtvaardigen, maar toch, en dat durf ik nu te schrijven, ben ik niet kapot van vrouwenvoetbal.

Eerder durfde ik dat nog niet, bang als ik was voor de hordes woedende kenaus in tuinbroeken die achter me aan zouden komen .

Nee, dat is flauw; de tijd dat vrouwenvoetbal louter wordt beoefend door shagrokende monsters met een baard  ligt ver achter ons. Het zijn soms best leuke meisjes. Maar een pass over veertig meter geven die een beetje normaal aankomt, dat is er ook nog niet echt bij.

Kijkend naar de wedstrijden van de ‘Oranje Leeuwinnen’ – de meest potsierlijke bijnaam die er bestaat – werd ik steeds somberder. Het veld is te groot voor de dames; hun motoriek laat hen telkenmale in de steek. De vergelijking met de mannelijke collega’s houdt op bij ‘ze dragen allebei schoenen met noppen’.

Ook de vergelijking met andere sportende vrouwen gaat niet op; met hun waardeloze spel zouden ze nog niet de veters mogen strikken van hun hockeyende geslachtsgenoten. Het verschil in niveau is onmetelijk groot.

Samengevat: de ‘Oranje Leeuwinnen’ deden maar wat, daar op het EK.

Maar goed, dat durfde ik in die warme zomer van 2013 allemaal dus nog niet op te schrijven. Dat ik dat nu, inmiddels is het herfst, wel durf, heeft te maken met iets wat ik zag gebeuren op een voetbalveld ergens in het midden van het land.

Ik zag in één hoek van het veld B-junioren geconcentreerd oefenen op hun lange pass. Op een ander deel van het veld gingen F-jes op in hun partijtje. En er was ook nog een training voor meisjes bezig op het veld. De trainer legde iets uit; een meisje deed een handstand. Een tweede meisje volgde. En nog één. Het wordt nooit wat met het vrouwenvetbal in Nederland.

Zo, dat is eruit.

Volg ons op Facebook en vind ons leuk op Twitter. Of andersom. Kijk maar.