De tandarts

Ik ben doodsbang voor de tandarts. Als een kleuter die bang is voor het monster dat niet onder z’n bed ligt. Het verschil is dat die er dus niet ligt, maar dat de tandarts helaas wel bestaat. De tandarts ligt ook niet onder je bed (tenzij je een vrouw bent, vreemdgaat met een tandarts, en je vriend op een onverwacht moment thuiskomt); hij hangt boven je met een kapje voor z’n mond en stopt watten in je bek. Veel erger.

Voor het zover is, moet je nog een half uurtje in de wachtkamer zitten. Met op de achtergrond het geluid van een boor die een kies vermorzelt, zit je in een ongemakkelijk plastic stoeltje een Donald Duck van drie jaar geleden te lezen. Dat lezen lukt heel aardig vanwege de twaalf tl-buizen die aan het systeemplafond van de wachtkamer bevestigd zijn. Aan de muur hangen een paar oerlelijke schilderijen.

Wachtkamerkunst, het is de laagste vorm van kunst. Voor drie euro gekocht bij een winkel met een naam als ‘De Prijzenkoning’. Er staan twee kitscherige zwanen op die lieflijk in een vijver ronddobberen. Lag ik op dit moment maar in een vijver, denk je. Of er staat iets abstracts op, dat bij de tandarts op de één of andere manier altijd lijkt op een mond waarin een rubberen slang speeksel ligt af te zuigen.

Terwijl Oom Donald z’n zojuist gestarte carrière als imker in duigen ziet vallen wanneer er een bijennest op z’n hoofd valt, begint er in de wachtkamer nog een kind heel hard te janken. Verschrikkelijk. Dan nog liever duizend zoemende en stekende bijen om je hoofd. Maar geef het kind eens ongelijk; het liefst zou je ook gaan janken. Je zit in het voorportaal van de hel. Het ruikt er naar angst vermengd met goedkoop schoonmaakmiddel. Wachtkamergeur.

Angst, omdat na het voorportaal de echte hel wacht: de tandarts. Die zal straks een spiegeltje in je mond stoppen en tegen zijn assistente dingen zeggen als: ‘C4…dentine, A1…craniomandibulaire disfunctie, B1 en 2 achter…pulpitus, sealen…’ Brrrrrr! De gedachte alleen al doet je sidderen van angst. Want je weet wat er na die woorden gaat komen.

De tandarts zal allerlei apparaten tevoorschijn halen en door z’n kapje mompelen:‘Ik moet even een supragingivale resorptie doen op A1, dat kan een beetje pijnlijk aanvoelen.’ Dat kan een beetje pijnlijk aanvoelen, bij de tandarts een eufemisme voor AAAAAAUUUUUUUUU! Daadwerkelijk AAAAAAAUUUUUUUU! roepen zit er echter niet in. Een rubberen slang en een verzameling watten in je mond, waarmee je een net geschoren schaap weer aan zou kunnen kleden, verhinderen dat.

Net als je gillend de wachtkamer wil verlaten vanwege de gedachte aan een supragingivale resorptie op A1, komt de tandartsassistente de wachtkamer binnen. In haar ogen geen lente, maar windkracht tien op een dijk in Zeeland. Ze komt je ophalen. Op haar hoofd hallucineer je twee duivelsoortjes. Je moet de hel in. Snel werp je nog even een blik op de drie jaar oude Donald Duck, en denk je: was ik maar een eend, die heeft geen tanden.

Tandjes poetsen, en ons dan volgen op Twitter!