De woordgrap

Ik heb een haat-liefdeverhouding met de woordgrap. Op de één of andere manier willen mijn hersens er vrijwel constant eentje maken, maar beseffen ze ook dat het heel vaak niet zo leuk is. Zie hier, zowel haat als liefde. Of schizofrenie, zo zou je het ook nog kunnen noemen. Vaak neem ik me voor ze niet te maken, maar het is sterker dan ikzelf. Let maar op, zometeen maak ik er vast wel weer eentje. Over eendjes bijvoorbeeld. Dit was er al weer eendje eigenlijk. Een hele slechte zelfs. Toch schreef ik hem op.

Wat je bij de woordgrap doet, is dat je een bepaald woord in een andere context plaatst, waardoor het eventueel grappig zou kunnen worden. Vaker wordt het ook niet grappig. Het levende bewijs van die stelling is Seth Gaaikema. Hij is groot geworden door de woordgrap. Als hij een partijtje tennis gewonnen heeft, roept hij bijvoorbeeld altijd heel hard ‘Game, Seth, Gaaikema!’ over de baan.

Het erge is dat ik nu dus voorzichtig zit te gniffelen achter m’n computertje. Ik kan er niks aan doen. Ik geloof dat ik het vorige woordgrapje – dat ik natuurlijk zojuist zelf bedacht, en niet door Seth wordt geroepen op de tennisbaan – echt leuk vind. Wanneer Seth Gaaikema trouwens in Vlaanderen optreedt, kondigt hij zichzelf altijd aan als een Vlaamse Gaaikema. Die ging zelfs mij te ver. Wederom schreef ik hem toch op. Kunt u een beetje zien waar mijn grens ligt.

Seth Gaaikema treedt ook wel eens op in Frankrijk. Daar kent niemand hem, dus logischerwijs vragen de Fransen die toch naar de zaal zijn gekomen zich hardop af met welke Gaaikema ze precies te maken hebben: ‘Quelle Gaaikema?’ Gaaikema antwoordt dan steevast met ‘Cette Gaaikema’. Een grapje dat ik van Herman Finkers gejat heb.

In tegenstelling tot Seth Gaaikema komt hij namelijk wel weg met woordgrapjes. Ik durf hem zelfs een groot artiest te noemen. Terwijl ik normaal helemaal niet zoveel durf; ik heb acrofobie (hoogtevrees), hematofobie (angst voor bloed en rookworsten) en wimdefobie (angst voor typetjes). Tja, ook dit was weer niet best.

Dat voor mij Herman Finkers geniaal is en Seth Gaaikema een lul, geeft aan dat de lijn heel erg dun is op woordgrapgebied. Het zit hem in de finesses. Zo helpt het al als je een Twents accent hebt en niet met een krakende stem staat te genieten van je eigen stomme taalvondsten. Wie dit niet begrijpt: Finkers heeft een Twents accent en Gaaikema staat met krakende stem te genieten van z’n eigen stomme taalvondsten.

Daarbij is Finkers natuurlijk ook gewoon geestiger. Wie het volgende treingesprek bedenkt tussen Gerard Cox en een willekeurig iemand is een genie: ‘Hallo, bent u Gerard Cox?’. ‘Nee’. ‘Ik wel’. Met een woordgrap heeft het niet eens veel te maken. Het is meer absurdisme. En er komt ook beelddenken aan te pas. Tenminste, ik zie in mijn hoofd die Gerard Cox wel zitten in een coupé en vragen of iemand anders Gerard Cox is.

Raak ik meteen tot de kern. Een goede woordgrap moet een beetje absurdisme in zich hebben, en je moet het je ook voor kunnen stellen. Daarom vind ik denk ik de ‘Game, Seth, Gaaikema!’-grap ook zo leuk; ik zie het Seth, in een kort wit broekje, roepen op de baan, terwijl de rest van het gezelschap zich kapot ergert. Zo. De humorprofessor heeft gesproken.

Seth Gaaikema twittert niet. Wij wel. Volg ons!

16 reacties op “De woordgrap”