Schaken

Over schaken wordt altijd heel moeilijk gedaan. Het zou een intellectuele bezigheid zijn die z’n weerga niet kent. Voetballers zijn dom, schakers zijn slim. Zoiets. Dat klopt wel een beetje. Een schaker zul je nooit na een partijtje simultaanschaak horen zeggen dat hun minder waren als jou. Ook een schaker die de schedel van z’n tegenstander breekt door een schaakbord op z’n kop kapot te slaan tref je maar zelden. Toch zijn schakers niet de vrije geesten waar ze voor doorgaan.

Ga maar na, ze denken altijd in hokjes. Alsof dat nog niet bekrompen genoeg is, denken ze daarnaast vaak ook nog eens heel erg zwart-wit. Een verkeerde manier van denken, zoals Frank Boeijen ons lang geleden duidelijk probeerde te maken via onverstaanbaar gemompel. De kleur van je hart, daar moet je in denken, volgens Frank. Kom daar niet mee aan bij schakers. Ze moeten er niks van hebben.

Liever gaan ze een halfuur heel zwart-wit na zitten denken over hun volgende zet. Ziet er toch altijd een beetje lullig uit, dat je heel lang nadenkt, en dan uiteindelijk slechts een houten paardje twee stapjes naar voren zet en één opzij. Hier zongen de Deurzakkers overigens al eens een mopje over: Doe een stapje naar voren, doe een stapje opzij’. Schaken en muziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zoveel is inmiddels wel duidelijk.

Zo zijn er nog wel meer nummers over paarden. Eén ervan is het nummer ‘A horse with no name’. En inderdaad, maar weinig schakers geven hun witte of zwarte paard een naam. Ik heb het Garri Kasparov in ieder geval nog nooit horen doen:‘Nu verplaats ik Hendrik naar C4, ik hoop dat hij het daar fijn krijgt’. Het zou wel goed zijn, denk ik.

Nu heb ik altijd een beetje medelijden met de paarden. Alleen maar twee stapjes naar voren doen en één opzij, of twee opzij en één naar voren natuurlijk, daar word je niet echt gelukkig van. Zeker niet als er ook nog een kans bestaat dat je zonder opgaaf van reden door een lullig pionnetje van het bord wordt geveegd.

Ook met andere schaakstukken heb ik te doen. De Koning bijvoorbeeld. Wat ben je nou voor Koning als je weliswaar elke richting op mag, maar met slechts één vakje per keer? En waarom staat er eigenlijk zo’n vervelende loper op het bord. Was het niet veel beter geweest de Koning twee gezellige hofnarren ter beschikking te stellen? Veel beter dan die lopers, zulke schuinsmarcheerders heeft u nog nooit gezien!

Met lopers heb ik dus geen medelijden, maar met de overige stukken wel, waarvan ik alleen de toren en de Koningin nog niet genoemd heb. Nu is dat wel gebeurd. Krijg ik die ook niet meer achter me aan. Een pak van m’n hart, want zo’n Koningin en een toren in een donker steegje tegenkomen, is geen fijn vooruitzicht. Dat zouden de schakers zich ook eens moeten realiseren. Als ze nog langer zo zwart-wit in hokjes blijven denken, zou het namelijk wel eens hun lot kunnen zijn. Dan pikken de schaakstukken het niet langer.