Mijn achtertuin

Eigenlijk heb ik geen achtertuin, maar als de zomer begint, beleef ik zoveel plezier aan het stuk grond dat zich beneden mijn op de eerste etage gelegen woning bevindt, dat ik er gerust een bezittelijk voornaamwoord in de eerste persoon voor over heb. Zo ben ik.

Dat komt door het gedrag van m’n onderburen. Strikt genomen is het stuk grond hun achtertuin en zo behandelen ze het ook. Als het mooi weer is tenminste. De rest van het jaar kan de achtertuin wat mijn onderburen betreft in de stront zakken. En dat is ook wel zo’n beetje aan de hand.

Het onkruid tiert er welig en wanneer het kwik voor het eerst voorzichtig richting de twintig graden gaat, dan staat het gras nog net niet tot aan mijn balkon. Ergens daaronder staan nog verroeste tuinstoelen die zich als een soort kameleon hebben aangepast aan hun omgeving; ook zij zijn groen geworden. Je weet immers nooit wanneer je voor het laatst buiten zit en ze binnen moet halen. Dat is ook zo. Bovendien vind je ze binnen de kortste keren niet meer terug vanwege het hoge gras en de kleur die ze aangenomen hebben.

De onderburen die de natuur zo mooi de vrije loop laten, zijn jongedames van een jaar of 21. Wanneer de zon schijnt willen zij dus maar wat graag met een fles rosé op tafel een pastasalade eten en de beentjes bij laten kleuren. Gevolg is dat het gras gemaaid moet worden. Een ongekend spektakel, waar ik elk jaar weer reikhalzend naar uitkijk.

Ook dit jaar was het weer raak. Toen ik voorzichtig het geluid van een grasmaaier uit het jaar nul hoorde die zich door het savannelandschap in de achtertuin probeerde heen te ploeteren, kon ik niet wachten me op het balkon te nestelen. Een met mos bedekt balkon overigens, maar daar moet mijn bovenbuurman dan maar weer wat over schrijven.

Ikzelf had het de komende week druk met bekijken hoe gras gemaaid werd. Want zo lang duurt het als je drie meisjes met een ouderwetse handmaaier door een soort oerwoud stuurt. Dat is echt iets anders dan kijken hoe gras groeit. Veel minder saai. Biertje erbij, borrelnootjes op tafel – waarvan twee in je oren, het maakt wel veel lawaai – en je zit gebakken.

Helemaal als ze de vorige zomer toevallig ook nog een groot rubberen opblaasbad in de tuin hadden gezet. Gelukkig was dit het geval. Ook met dit bad moest iets gebeuren. Het lag immers vol met regenwater waar zelfs de smerigste pad ter wereld z’n zwembroekje nog niet voor aan zou trekken.

Tussen het maaien door werd na veel vijven en zessen een plan van aanpak gemaakt voor het bad: het regenwater moest eruit, zoveel was wel duidelijk. Al snel had ik daardoor het uizicht op twee meisjes die om beurten 25 grassprieten uit de grond maaiden en daarna dodelijk vermoeid ter aarde stortten, terwijl een ander meisje met een klein emmertje het regenwater uit het bad stond te kiepen en in de bosjes gooide.

Inmiddels is het weer slecht weer en zijn ze halverwege met het grasmaaien. Het bad was inmiddels wel helemaal leeg, maar zit dankzij de regen van de afgelopen dagen al weer lekker vol. Ik kan niet wachten tot het kleine emmertje weer tevoorschijn wordt gehaald.

6 reacties op “Mijn achtertuin”