Het dagboek van Sjaak L. Grottenhoofd (deel 11)

Hallo, ik ben Sjaak L. Grottenhoofd. Al 46 jaar een onuitstaanbare vent, waarvan ik er nu alweer 20 getrouwd doorbreng met de eveneens onuitstaanbare Rita. Samen hebben we twee kinderen. Gezinus van 12 en Teun van 16. Teun is een meisje. Vroeger noemden we haar Teuntje; nu is ze 98 kilo, dus dat gaat niet meer. Ondanks haar 98 kilo zit ze – god betere het – op korfbal. Gezinus voetbalt, heeft een bril en wordt gepest. Ik ben woonachtig op Kievitsei 38 te Kerkdriel, waar ik tevens werk als gemeenteambtenaar. De hel op aarde.

 Zoals u wellicht al merkt erger ik me voortdurend en klaag ik me een weg door het leven heen. Daarom heeft onuitstaanbaar.nl me gevraagd een dagboek bij te houden. Elke zondag zullen mijn ‘belevenissen’ van de afgelopen week gepubliceerd worden op deze website. Ik hoop dat u er plezier aan beleeft, dan dient mijn verder compleet zinloze leven toch nog ergens toe.

Maandag 3 mei

Na de hectische vorige week is het nu meivakantie. Genieten. Of eigenlijk helemaal niet genieten natuurlijk. De familie Grottenhoofd ging namelijk een weekje kamperen. In Appelscha. In een caravan. Van nog geen drie bij twee meter. Met Rita. Godverdomme. De kinderen namen allebei een tentje mee. We krijgen Teun en Gezinus nooit in één tentje; niet omdat ze dat niet willen, maar gewoon omdat het fysiek niet mogelijk is. Wanneer Teun in een tent ligt, dan is-ie vol. Daar is met geen mogelijkheid nog een Gezinus bij in te krijgen. En geloof me, we hebben het geprobeerd. Die pogingen hebben ons meerdere tenten gekost. Nu slapen ze dus elk in een tentje, die beiden uiteraard door mij opgezet moesten worden. In de regen. Nogmaals Godverdomme.

Dinsdag 4 mei

Bij het gloren van de morgen lag ik alweer met m’n reet in een enorme plas. Dat gebeurde toen ik uitgleed op het natte krukje dat het grote verschil in hoogte tussen de caravan en de grond wat aangenamer te maken. In mijn geval pakte dat dus heel anders uit. Toch was dit niet het vervelendste wat me vandaag zou overkomen. Want, terwijl ik nog in de plas lag, zag ik vanuit mijn ooghoeken een vage roze kleur opduiken. Het zal toch niet? Maar ja hoor. Het was de afzichtelijke roze Opel Corsa van Trudy Pasveer. Had ze me dan weer weten te vinden? Zelfs hier in Appelscha? Het antwoord bleek ‘nee’ te zijn. Haar zus, Gerda Pasveer, had de auto geleend voor een vakantie met haar vriend. Bulto Frampie bleek die vent te heten, nadat hij me uit de modderpoel voor m’n caravan had gehesen en ik hem de hand had geschud. Bulto Frampie, een rare naam voor een rare snuiter. Hij vertelde namelijk dat hij clown was in het circus. En clowns vind ik rare snuiters. Al die geforceerde vrolijkheid, daar kan ik niet zo goed mee omgaan. Toen Bulto me na m’n val in de plas probeerde op te vrolijken door van een ballon een hondje te vouwen, werden al m’n vooroordelen over clowns dan ook bevestigd. Ook bij Gerda Pasveer was dit het geval. Zij bleek al snel net zo’n kutwijf als haar zus te zijn. ’s Avonds waren Rita en ik niet twee minuten stil, maar hebben we vier uur lang gezwegen. Maar ach, dat is voor ons heel normaal.

Woensdag 5 mei

Bevrijdingsdag. Zolang ik nog getrouwd ben met Rita zal ik deze dag echter uit principiële overwegingen niet vieren. Zeker niet als ik de hele dag in een te kleine caravan in Appelscha moet zitten met haar.  

Donderdag 6 mei

’s Ochtends rond een uurtje of vier ’s nachts bleek het onmogelijke gebeurd te zijn. Er wilde een jongen met Teun de tent induiken. Gelukkig hoorde ik ze dankzij dat olifantengestamp van Teun al van verre aankomen en kon ik er voor zorgen dat het feest voor Teun niet doorging. Ik heb ze gezegd dat er in de tent van Teun maar plek is voor één persoon. Dat was niet eens gelogen, zo las u al eerder. Het knulletje leek eerst wat teleurgesteld, maar toen hij weer wat ontnuchterde en nog eens wat beter naar Teun keek, zag ik ook dankbaarheid in zijn ogen. M’n dochter is boos weggelopen, maar ze kan nooit ver zijn gekomen. Ook daar hoef je alleen maar de wetten van de natuurkunde op los te laten; op een gegeven moment is de pijp gewoon leeg bij die dikkerds. Bovendien zit er op nog geen 500 meter van de camping een snackbar. Het zou me niet verbazen dat ze daar voor de deur is gaan liggen.

Vrijdag 7 mei

En ja hoor…., toen ik rond een uurtje of twaalf in de middag maar eens bij de snackbar ging kijken, zag ik Teun al snel zitten aan een tafeltje. Ze was in het gezelschap van een milkshake aardbei, drie shoarmarollen en twee pikanto’s speciaal. Niks speciaals voor onze Teun. Ze wilde ook wel weer naar huis. Dat wilden we allemaal wel, maar eerst moesten we nog een nacht op die ellendige camping in Appelscha doorbrengen.

Zaterdag 8 mei

De dag van ons vertrek uit Appelscha. Eerst zou Gezinus nog meedoen aan een voetbaltoernooitje op de camping. Helaas vond Rita dat ik bij hem moest gaan kijken. Gezinus was ingedeeld bij het meest waardeloze team dat ik ooit heb gezien. Het zegt alles dat Gezinus één van de beste spelertjes was van dit gelegenheidsteam. Dat doet een vader deugd, dat z’n zoon uit kan blinken in een team waar ook iemand met één been in speelt. Met dit ene been stonden ze na de eerste twee wedstrijden al wel in de kwartfinale (twee reglementaire overwinningen omdat de tegenstander niet op kwam dagen). De laatste wedstrijd verloren ze echter met 9-2. Geen kwartfinale en wij konden naar huis. Hoera.

8 reacties op “Het dagboek van Sjaak L. Grottenhoofd (deel 11)”