Snorren

De snor ligt, naast de enorme lul Humberto Tan, zo ongeveer ten grondslag aan het ontstaan van deze site. Wij zijn namelijk ontzettend gefascineerd door dit stukje bovenlipbeharing. Naar de drijfveren van de drager bijvoorbeeld, maar het is natuurlijk ook gewoon leuk om te lachen om een snor. Want zo’n stukje onderneusbeharing werkt maar al te vaak op de lachspieren, vooral in combinatie met het gedrag van de drager van zo’n ding.

Nu ik de positie van de snor op het gezicht – tussen neus en lippen (door) – heb bepaald, is het tijd om hem in een maatschappelijke context te plaatsen: wie draagt er waarom een snor, en is dat erg?  

Van oudsher werd de snor gedragen door militairen. In de Napoleonistische tijd kon men de rang  van een militair ongeveer aflezen aan het soort snor dat hij droeg. Het ding had dus een functie. Een klein en dun snorretje werd gedragen door iemand met een lagere rang, terwijl een dikkere, volle snor toebehoorde aan een hoge pief. Chiel Montagne zou een drie sterren-generaal geweest zijn.

Dat werkte alleraardigst, tot een Duitse schreeuwlelijk op niet mis te verstane wijze zijn onvrede met dit systeem uitte. Meneer dacht met z’n kleine snorretje wel even de hele wereld te kunnen veroveren en en passant ook nog een complete bevolkingsgroep over de kling te jagen. Dat ging dus mooi niet door. Om zulks in de toekomst te voorkomen werd besloten dat de snor geen functie meer zou hebben.

De snor was nu verworden tot een nutteloze verzameling van haar onder de neus. Toch wordt hij ook heden ten dage nog opvallend vaak gedragen. Hier zijn verschillende redenen voor aan te dragen. Zo kan het gaan om een compensatiesnor. Deze snor dient als camouflage voor een cosmetisch gebrek, vaak aan de bovenlip. De drager denkt dat een beetje haar, op de plek waar z’n lip nog het meest doet denken aan een zojuist ontplofte vulkaan, de boel wel zal verbloemen. Z’n omgeving weet beter. Dan heb je dus ineens een hazenlip én een snor.

De compensatiesnor kan trouwens ook gebruikt worden om kaalheid te compenseren. Dit zijn vaak mannen die vanwege oprukkende kaalheid in een midlifecrisis terechtkomen en dat op denken te lossen door een snor te laten groeien. Man, koop gewoon een motor! Dat helpt echt.   

Een andere reden om over te gaan tot het dragen van een snor is dat het onlosmakelijk verbonden is met het beroep dat de snordrager uitoefent. Ben je politieagent of buschauffeur, dan ontkom je er niet aan. Tijdens de koffiepauzes word je door je collega’s niet serieus genomen zonder snor. Dat de buitenwereld hetzelfde doet, maar dan juist vanwege de snor, lijkt niet door te dringen tot het chauffeurs- en agentengilde.

Voornamelijk agenten denken ook nog eens dat hun autoriteit verstopt zit in de snor. Neem een agent z’n snor af en er blijft een zielig hoopje mens over die nergens tegen op durft te treden. Een stadswacht dus eigenlijk. Plak de snor terug en hij transformeert gelijk weer in Supersnor, de antiheld die mensen alleen al met z’n manier van praten het bloed onder de nagels vandaan kan halen. ‘Zo meneertje, waar denken wij dat we mee bezig zijn?’ Een vraag die hij zichzelf ‘s ochtends voor de spiegel eens zou moeten stellen wanneer hij voor de zoveelste keer dat busje Gillette ongeopend laat.

De derde en grootste groep snordragers kan wel op mijn sympathie rekenen. Zij dragen een snor omdat het gewoon goed staat bij hun kleding. Niets past beter bij een afgesleten spijkerjack en een houthakkershemd (baaltje shag in borstzak), met daaronder een ouderwetse Edwin spijkerbroek, dan een mooie snor. Al z’n vrienden uit het dorp dragen het ook. En dan met z’n allen het hele weekend lang de snor nat houden met liters bier. Mijn zegen hebben ze.