Wereldkampioenschappen iets opeten

frikandellenDe welvaart van een land kun je afmeten aan de hoeveelheid Wereldkampioenschappen iets opeten er georganiseerd worden. U weet wel, tien dikke mannen met snor en een klein Chineesje op een rij, een bak vol met frikandellen en schransen maar. Het Chineesje wint altijd.

Ook het welzijn van een volk kun je trouwens afmeten aan het aantal Wereldkampioenschappen iets opeten dat er wordt georganiseerd, maar dan omgekeerd evenredig. 

Neem nou de Noord-Ieren. Jarenlang hebben ze elkaars marsen verstoord, enorme muren gebouwd en scholen van elkaar af laten fikken. Nu is er vrede en welvaart……en het WK oesters eten.

Wanneer je de Noord-Ieren diep in hun hart laat kijken, verlangen ze stiekem terug naar de tijd dat een protestant en een katholiek niet door één deur konden. Niet voor de deur eerst door middel van een bom was veranderd in een gapend gat met een krater van minstens twintig meter althans. Gary O’Sullivan, zesde bij het WK oesters eten, verwoordde het laatst nog zo mooi toen hij met z’n bek vol oesters zei: “gfygrgfrgr fgadygf eff Leprichaun  hjfiohsa ahsdafgjgrgad he grdfsdasfh  Guinness grghfuidgf fe  jdahfasdfn Bono jfgghergjsfg jsgjfsao!” En zo is het precies.

Nederland heeft haar conflict tussen protestanten en katholieken alweer een tijdje achter de rug. En dat is te merken aan het aantal Wereldkampioenschappen iets opeten dat hier wordt georganiseerd. En ook aan de producten die naar binnen gestouwd moeten worden. Waar de Noord-Ieren kiezen voor een lichte delicatesse als de oester, moeten er in Nederland al gauw ettelijke gehaktballen of frikandellen worden verteerd. Google maar eens op “wereldkampioenschappen frikandellen eten” en je komt erachter dat dorpen als Wehl, Eerbeek en Groesbeek allen een eigen WK organiseren. Benieuwd of één van deze organisatiecomités wel op de steun van Johan Cruijff kan rekenen trouwens.

Nog benieuwder ben ik echter naar een toevallige ontmoeting tussen de kampioenen van Wehl, Eerbeek en Groesbeek. Ergens in een stomme discotheek die precies tussen de drie plaatsen in ligt, stel ik me zo voor. Bij de bar zegt er opeens iemand: “He barman, schiet eens op, je hebt hier wel met de wereldkampioen frikandellen eten te maken hè!”  Waarop de andere twee in koor zeggen: “Nee man, dat ben ik!”. Waarschijnlijk mondt het uit in een vechtpartij waarbij ze elkaar met bevroren frikandellen om de oren slaan.

Nu ik dit zo opschrijf dringt opeens de stem van Paul van Vliet mijn hoofd weer binnen, want terwijl er hier drie dorpen in de weer zijn om zoveel mogelijk frikandellen op te peuzelen – en ik daar een onnozel stukje over probeer te schrijven – sterft er in Afrika natuurlijk ook elke twintig seconde nog steeds een kind.

Triest natuurlijk, maar zij houden zich tenminste niet bezig met het opeten van zoveel mogelijk malariavliegjes of aidsremmers. Laat staan dat er daar iemand is die er een grappig bedoeld stukje over schrijft. Daar moeten ze zich denk ik maar aan vasthouden wanneer ze weer een kommetje met zeven plakrijstkorrels voorgeschoteld krijgen.   

Zo, nu ga ik me opladen voor het WK batterijen eten dat zich zometeen in mijn huiskamer gaat afspelen. Gek genoeg ben ik de enige deelnemer.