Het bidmeisje

‘Ik ben christen’, zei ze. ‘Mag ik je wat vragen?’ ‘Ja’, antwoordde ik. Zo ruimdenkend ben ik wel. Als een Christen, of iemand met nog weer een andere geloofsovertuiging mij iets wil vragen, dan mag dat. Behalve Hindoes trouwens, die bekijken het maar, met hun gekke stippen op voorhoofden en zevenarmige goden.

Maar goed, dit was dus een christelijk meisje. ‘Mag ik voor je bidden’, vroeg ze, nadat ik de  vraag of ze iets mocht vragen positief beantwoord had. Weer eens wat anders dan kleingeld. Evengoed wilde ik het aanbod beleefd afslaan. Bidden betekent voor mij als ongelovige ziel, die na zijn dood oneindig in een niet bestaande hel zal branden, hetzelfde als twaalf pakjes margarine opstapelen in een iglo of een blik tomatensoep aaien met zelfgehaakte handschoenen. Niks.

Terwijl ik van plan was ‘nee joh, dat hoeft niet’ te zeggen, trad ik echter buiten mezelf en hoorde ik me ‘ja’ zeggen tegen het bidmeisje. Het kwam er zelfs een beetje enthousiast uit – ja! Voor een gelovig iemand zou zoiets een godsbeleving zijn. Ik weet het gewoon aan mijn buitengewoon goede humeur. De zon scheen, en als er iemand voor je wil bidden…, tja er zijn ergere dingen op de wereld. Mensen die uit naam van hun geloof allerlei dingen voor anderen willen verbieden bijvoorbeeld.

Zo’n meisje leek me dit niet, en daarom had ik geen spijt van mijn ‘ja’. Vooral omdat ik na de ‘ja’ nog als voorwaarde had gesteld dat ik wel gewoon door wilde lopen. Dat kon. Ze vroeg of ze nog voor iets specifieks moest bidden. Ik kon zo snel niks bedenken en zei: ‘Bid maar een eind weg.’ Met een welgemeend ‘Succes met bidden!’ sloot ik de interessante conversatie op straat af.

Eenmaal thuisgekomen stootte ik vrijwel direct mijn teen. Later die avond brandden de aardappelen aan. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.

Volg ons op Facebook en vind ons leuk op Twitter. Of andersom. Kijk maar.

Één reactie op “Het bidmeisje”