De gnoe

Het is een dier dat veel gebruikt wordt door allerhande schrijvers van stukjes, de gnoe. Wie de columns van Nico Dijkshoorn leest, kan niet anders dan concluderen dat hij onder een gnoevacht slaapt, met daaromheen uiteraard een zijdezachte dekbedovertrek waarop de afbeelding van een gnoe prijkt. Anders schuren de haartjes van de gnoevacht zo tegen z’n benon en z’n armon. En dan kan Nico dus niet lekker slapon.

Zelf mag ik de gnoe ook graag opvoeren in verhaaltjes die ik schrijf. Zo ligt er nog veel ongepubliceerd werk van me op de plank met titels als ‘De gnoe en de zeven dwergen’, ‘De gnoe en de veertig rovers’, ‘Gnoetje in Afrika’ en ‘Suske en Wiske en de galopperende gnoe’. Waarschijnlijk heeft de gnoe zo’n aantrekkingskracht op schrijvers door de ‘gn’-klank. Dat is een ontzettend literair verantwoorde klank waarmee je bovendien al snel de lachers op je hand hebt. Zet ‘gn’ voor iets stoms en het is opeens leuk. Gnhumberto Tan.

Andersom werkt het ook. Wanneer je de ‘gn’ uit het woord gnoe haalt, blijft er niet veel meer over dan de oe. En dan realiseer je het opeens: de gnoe is niets meer dan een uit de kluiten gewassen geit die van rennen houdt. Massaal rennen. De gnoe is een kuddedier. Het liefst staan ze met z’n allen op hetzelfde kluitje waar ze ook uit gewassen zijn. En dan, zomaar, vanuit het niets, gaan ze opeens rennen.

Een kudde rennende gnoes, dat ziet er wel indrukwekkend uit. Ik zou er bijvoorbeeld veel liever naar kijken dan een peloton iets de dunne negertjes die 42 kilometer door Rotterdam rennen om te kijken wie er als eerste door het lint gaat. Veel mensen denken daar anders over, zelfs als zo’n Ethiopiër of Keniaan na door het lint te zijn gegaan een potje gaat staan kotsen.

Gnoes gaan nooit kotsen na het rennen. Ze hebben wel iets anders aan hun hoofd. Dat ze niet opgegeten worden door een leeuw bijvoorbeeld. Misschien is dat een idee om iets te doen aan al die kotsende Ethiopiërs en Kenianen. Gewoon een leeuw uit diergaarde Blijdorp halen en die achter het lint parkeren. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kun je natuurlijk ook nog Jan Mulder in een leeuwenpak hijsen. Dit kost je echter wel een lieve duit.

Dat gnoes niet kotsen na het rennen is één van de weinige positieve zaken die nog noemenswaardig zijn over het leven van de gnoe. Meer dan rennen en gras eten doet hij eigenlijk niet. Ik heb daar enkele jaren geleden verandering in proberen te brengen, maar dat werd niet echt een groot succes. Dat zit zo, ik ben in de zomer van 2005 op een gnoe gaan zitten terwijl ik een strakke witte broek aan had en er een hoge hoed op m’n hoofd stond; ik wilde dressuur gaan rijden op een gnoe.

Een dressuurgnoe, het leek me zo’n goed idee. Het pakte anders uit. De gnoe trok zich niks aan van mijn strakke witte broek en hoge hoed, en zette het op een rennen. Doodsangsten heb ik uitgestaan terwijl we half Afrika doorgaloppeerden. Wat heb ik niet allemaal in een flits aan me voorbij zien trekken; de Victoriawatervallen, de piramides van Gizeh, zelfs Robbeneiland hebben we bezocht… Water of niet, de gnoe rende gewoon door. En ik maar schreeuwen: ‘Piaffeeeeee, verrekte gnoe! Nu! Of anders een pirouette…! Waardeloos wildebeest!’

Het was tevergeefs. De gnoe rende maar door. En dat doet hij nog steeds. Dit stukje is getikt vanaf een gnoe. Een gnoe met wifi, dat wel natuurlijk. Anders had ik het nooit op internet kunnen zetten. Dat is logisch.

Twitteren kan dus ook op een gnoe. Dan kunt u ons toch wel volgen vanaf uw bureaustoel of gerieflijke sofa?!

22 reacties op “De gnoe”