Gedichten

Dichten, ik doe het graag. Niet alleen met Sinterklaas, maar soms ook op het strand. Wanneer die gekke Duitsers weer eens kuilen hebben gegraven bijvoorbeeld. Sta ik de hele dag te dichten met een schep in m’n hand. Iemand moet het doen.

Ik dicht al heel erg lang. Zo schreef ik vlak na de Tweede Wereldoorlog het volgende gedicht over Anne Frank. Opgemerkt dient te worden dat ik in mijn nihilistische periode zat toentertijd. Daar komt-ie:

De lesbische fantasieën van Anne Frank

Zou ze er vaak over hebben liggen dromen

Uit de kast te kunnen komen

Zo. U ziet wel dat ik houd van gedichten die rijmen. Ik ben daarmee zo ongeveer nog de enige Nederlandse dichter die in rijmvorm schrijft. En er zijn een hele hoop Nederlandse dichters. Iedereen denkt tegenwoordig maar wat onbegrijpelijke regels over z’n gevoelens op te moeten schrijven en noemt het dan een gedicht. Jules Deelder draait zich om in het graf waarin hij overdag ligt te wachten tot hij ’s nachts als een soort vampier tot leven kan komen.

Eerder dit jaar zag ik bij De Wereld Draait Door enkele van dit soort boerenlullen een gedichtje voordragen. Zij waren respectievelijk eerste, tweede en derde geworden bij een dichtwedstrijd waarbij grote dichters als Giel Beelen in de jury hadden gezeten. Zij belichaamden ook precies wat ik zo onuitstaanbaar kan vinden aan gedichten.

De metafoor wordt tot kunst verheven. Althans, ze vinden het zelf kunst. Zo kijken ze er ook bij als ze het voordragen. Alsof ze zojuist het achtste wereldwonder gefabriceerd hebben. De drie heren die die avond op tv waren, konden dat uitstekend. Toen er eentje over het vleesmes van de angst begon, heb ik vloekend de tv uitgezet en een gedicht over gedichten geschreven:

Gedicht

Metafoortje hier, metafoortje daar

Weer een gedichtje klaar

Dat luchtte wel op, maar ik had de smaak te pakken: ik wilde ook wel eens zo’n hoogdravend gedicht schrijven. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn. Je schrijft wat metaforen op die wel interessant klinken en je sluit af met een nog interessantere conclusie waarmee je vooral niks heel erg duidelijk wil maken. Zo zit het gemiddelde gedicht in elkaar. Dit is wat ik ervan gebakken heb:

Blauwe liefde

In deze oceaan van onbegrip

Ben jij mijn reddingsboei

Het schip dat op de klippen vaart

Maar niet wil zinken

De zee-egel die door woeste golven

In mijn armen wordt gedreven

In de verte wacht een zeemeermin

Nauwelijks zichtbaar achter de vuurtoren van de spijt

Bloemkool?

En dan heel moeilijk de zaal inkijken.