Italiaanse bijnamen

Het kan de sportman wat extra’s geven. Een bijnaam. Het kan ook averechts werken. Het beste voorbeeld om dit te illustreren is oud-doelman Piet Schrijvers. In z’n goeie tijd bij Ajax ging hij nog door het leven als De beer van de Meer. Toen hij later in z’n carrière bij PEC Zwolle wat minder ballen tegenhield was hij opeens De bolle van Zwolle en Het lek van PEC. Zo snel kan het gaan.

Toch kun je maar beter in Nederland of België je sport bedrijven wanneer het om bijnamen gaat. In de lage landen worden sporters wat minder verafgood dan in het zuiden van Europa – Cruijff moet hier bij de bakker gewoon betalen…en of-ie godverdomme wel eens z’n voeten wil vegen als-ie binnenkomt! – maar op bijnamengebied doen we het een stuk beter.

Vooral in een bijnaamgevoelige sport als het wielrennen is het goed Nederlander of Belg te zijn. Heet je Gerrie Knetemann, dan ben je gewoon De Kneet. Boogerd is Boogie en Wim Vansevenant (driemaal laatste in de Tour de France) is Sevie. Als je alles wint ben je De Kannibaal (Ed Merckx).

Ook voor het meer poëtische werk zitten we hier goed. Oud-stoemper Ludo Dierckxsens luisterde naar de bijnaam De boemeltrein van Kasterlee en Peter van Petegem is De zwarte van Brakel. Voor Nederland doet in deze categorie Robert Gesink mee. Hij wordt door z’n ploeggenoten De condor van Varsseveld genoemd. Nog cynisch en ironisch ook dus. Mooi.

Hoe anders gaat dat in de Latijnse landen. Colombiaans wielrenner Fabio Parra werd bijvoorbeeld De Aap genoemd. Niet omdat hij tijdens de koers altijd zoveel bananen at, maar gewoon omdat hij volgens de mensen op een aap leek. Zeg je het hier tegen Winston Bogarde, dan kun je het niet meer navertellen, maar in Colombia is het plotseling een bijnaam.

Trouwens, even tussendoor: welke wielrenner werd ook wel De Das genoemd? Juist. Bernard Hinault. Ook al zo’n rakker uit een Latijns land. Win je vijf keer de Tour de France word je opeens vergeleken met een zwaargebouwd middelgroot roofdier. Of met een langgerekt stuk stof dat om de hals kan worden geknoopt. Maar dat maakt het er niet veel beter op.

De ergsten op bijnaamgebied zijn de Italianen. Daar kwam ik de afgelopen weken achter tijdens de Giro d’Italia. Daar kon je niet naar kijken zonder dat het halve Grote Dierenbos uit de Fabeltjeskrant de revue passeerde. Dat zat zo; de door mij zeer gewaardeerde Belgische wielercommentatoren vertelden zo af en toe wat de bijnaam van een Italiaanse wielrenner was.

Telkens als de waardeloze Italiaanse regisseur een renner in beeld probeerde te nemen volgde er een biologielesje. Stefano Garzelli was een eekhoorntje, Vincenzo Nibali een haai en Ivan Basso een gnoe. Dat laatste is helaas niet waar. Maar het had zo gekund. Want dat kiezen van die namen lijkt haast willekeurig te gaan.

Alsof er drie van die typische demente oude Italiaanse mannetjes op een bankje espresso zitten te drinken en bij het passeren van elk jong wielrennertje zomaar de naam van een dier roepen: ‘Lucertola, lucertola, lucertola!’. In dit geval kwam er een jonge Gianni Bugno voorbijrijden; deze oud-wereldkampioen is La Lucertola. De hagedis.

Mochten er tegen alle logica in geen oude en demente Italiaanse mannetjes betrokken zijn bij het verzinnen van de bijnamen, dan pakken ze het waarschijnlijk net zo aan als bij orkanen. Voor elk orkaanseizoen ligt er een alfabetisch gerangschikte lijst klaar met namen voor de stormen. Voor de Italiaanse wielrenners zou dit ook maar zo kunnen. Wanneer er weer eentje doorbreekt hoeven ze alleen maar even op de lijst te kijken: uhhh….l’Ippopotama. Het Nijlpaard.

Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat ze met deze lijst inmiddels alweer bij de m zijn aanbeland. De volgende Italiaanse renner die doorbreekt gaat Il Mare Mucca heten. De Zeekoe. Het zal dus nog wel even duren voor er weer één doorbreekt. Kan in de tussentijd De condor van Varsseveld mooi vijf keer de Tour winnen.

18 reacties op “Italiaanse bijnamen”