Huizen met namen

Aan de huizen ligt het niet, die zijn van steen. Maar bij de mensen die hun huis een naam geven, zit wat mij betreft een steekje los. Zoals eerder gememoreerd in dit tot nu toe vrij korte stukje: huizen zijn van steen. Het moment dat je je laddertje erbij pakt om het houten bordje met de naam aan een buitenmuur te timmeren, moet toch op z’n minst een beetje lullig aanvoelen.

Schepen hebben ook namen, maar dat vind ik iets anders. Schepen kunnen kapseizen en doen soms van toet-toet. Een huis staat er maar. Soms, als het waait, is het even piep-piep, maar daar blijft het ook wel bij. Er zit weinig leven in een huis; mijns inziens een voorwaarde voor het dragen van een naam.

De mensen die hun huis een naam geven, kan het allemaal weinig schelen. Zij spijkeren zonder over dit soort zaken na te denken een bordje met een naam als ‘De Kakebien’, ‘De Wokkel’ of ‘Steenrijk’ op hun huis – allemaal bestaande namen, de laatste bevat zelfs humor.

Wat ik me afvraag: roepen deze mensen hun huis ook als ze ’s avonds gaan eten? ‘Steenrijk, Steenrijk, we willen in je eten!’ En als ze eenmaal zitten te eten, geven ze hun bloemkool dan ook een naam? ‘Nou Fred de Boer, ik schuif nu een roosje van je naar binnen. Mmmmm, je bent erg lekker met die saus over je heen hoor..’ Je zou het toch denken. Waarom wel je huis een naam geven, maar je bloemkool niet Fred de Boer noemen?

Nog zoiets; huizen hebben altijd een ingewikkelde naam en heten nooit gewoon Fred de Boer. Dat is jammer. Met doorzonwoning Fred de Boer in een achterstandswijk zou ik goed om kunnen gaan. Het lijkt me zelfs mooi, bijvoorbeeld op een verjaardag: ‘Ja, wij trekken Fred de Boer tegen een zeer gunstig tarief af.’ En: ‘Onze Fred de Boer is volgens de laatste eisen geïsoleerd.’

Kortom, als mensen dan toch zo nodig hun huis een naam willen geven, dan graag zo simpel mogelijk. Een Roel de Jong die na een dag hard werken thuiskomt in Bert de Vries. Prima.

Volg ons op Facebook en vind ons leuk op Twitter. Of andersom. Kijk maar.