De technisch directeur

Voor mij is het één van de grootste mysteries in de voetbalwereld: wat doet een technisch directeur de hele dag? Vooral omdat je ze in interviews met Joepie Schreuder, of andere types die in meer of mindere mate in staat zijn een microfoon heen en weer te bewegen, altijd hoort zeggen dat ze het zo druk hebben. De hele dag zitten ze ‘op de club’. Moeders de vrouw kan thuis de aardappelen pas om 20.00 uur op tafel zetten.

Kijk, bij voetbaltrainers kan ik het nog wel bevatten. Die pakken na de training een duizenddingendoekje en gaan pionnetjes poetsen. Behalve Mario Been, die laat dat aan een assistent over en gaat in een donker kamertje de hele dag ‘nogmaals’ staan roepen. In de interviews die hij geeft kan hij z’n stopwoordje nog niet voldoende kwijt. Mario implodeert als hij niet elke week 123.529 keer ‘nogmaals’ zegt, vandaar.

Maar technisch directeuren, dat moeten de beste patiencers ter wereld zijn. Alleen in een zogenaamd transferwindow kan ik de begrippen ‘drukte’ en ‘technisch directeur’ met elkaar in verband brengen. Dit geldt overigens nadrukkelijk niet voor degene die het technische beleid bij Ajax uitstippelt. Iedereen die daar ook maar iets met transfers te maken heeft, krijgt van Rik van den Boog in de maand januari een geheel verzorgde vakantie cadeau; naar een eiland waar ze van de mobiele telefoon nog nooit hebben gehoord.

Nu januari weer achter ons ligt, heb ik werkelijk geen idee wat zo’n technisch directeur de hele dag uitvreet. En volgens mij hebben ze zelf ook geen idee wat ze moeten doen. De situatie dat het vaak een technisch directeur is die een club naar de verdoemenis helpt, is een bewijs voor die stelling. Feyenoord bijvoorbeeld, is helemaal kapot getechnischdirecteurd. Eerst kwam Mark Wotte, en alsof Feyenoord toen nog niet genoeg was verziekt, zwaaide Peter Bosz daarna drie jaar lang de technische scepter. Drie jaar!

Daarin kan een technisch directeur een hoop schade aanrichten. Hij kan een plannetje gaan schrijven, om eens wat te noemen. Dan drukt hij bijvoorbeeld op die grote W op het bureaublad van z’n pc en schrijft hij een zin op als: ‘In de komende vijf jaar moeten we minimaal twee keer kampioen worden.’ Tevreden kijkt hij op het scherm. Dat heeft hij toch maar mooi opgeschreven. Tijd voor een potje patience.

Als de technisch directeur klaar is met het schrijven van een plannetje waarin louter platitudes staan, kijkt hij eens even wat er nog meer in z’n functieomschrijving staat. Kijk aan, spelers kopen, dat mag hij ook. Bakkie koffie erbij en een dvd’tje erin. En ja hoor, een week later zit er tijdens de persconferentie een Oezbeek naast hem waar nog nooit iemand van heeft gehoord. Dat verandert nog weer een week later, als de man na z’n debuut het mikpunt is van de spot van René van der Gijp. ‘Hahahaha, kijk die nieuwe gozer, Toeganalovje, eens, die is nog trager als een slak op een driewieler joh, hahahaha…’

René van der Gijp, dat zou een goeie technisch directeur zijn. Gewoon thuis op de bank liggen, met z’n blouse tot z’n navel opengeknoopt, en af en toe een speler kopen waar een goeie kop op zit. Het vooral allemaal niet te serieus nemen. Maar ja, krijg dat er maar eens in bij de Peter Boszen van deze wereld, die denken dat ze de hele dag in krijtstreep achter een bureau interessant moeten doen. Ze maken zichzelf, hun club en het voetbal kapot.

Wij maken u kapot als u ons niet volgt op Twitter!

41 reacties op “De technisch directeur”