De walvis

Hij is een zwemmende oxymoron. De grootst nog levende contradictio in terminis. De walvis. In zes letters weet hij twee begrippen die nogal ver van elkaar afstaan te verbinden. Het is 150 ton dier vol tegenstellingen. Wal en vis. Een zoogdier onderwater. Op deze manier voort redenerend zou je kunnen zeggen dat de walvis zich in het water als een vis op het droge zou moeten voelen.

Om het niet nodeloos ingewikkeld te maken zal ik dat achterwege laten. Het is ook niet waar. De walvis voelt zich prettig onder water. Prettiger dan boven water. De walvis was namelijk ooit een landdier. Dit duurde tot ongeveer 55 miljoen jaar geleden. Toen is-ie voor altijd in het water verdwenen omdat hij door Andries Knevel was uitgenodigd om op tv over het geloof te praten. Daar had de walvis geen zin in en daarna hebben we hem op het land nooit meer gezien. Gelijk heeft-ie.

De eerste jaren liep de walvis over het water. Deze gave was ook exact de reden waarom Knevel met hem wilde praten. Die zag in hem de zoon van God. Een pertinente onwaarheid. Deze prehistorische walvis was de vader van God. Pfff…de zoon van god, hoe komt die Knevel erbij? Zie je de walvis al liggen in zo’n kleine kribbe? Met herders er omheen. Dat kan toch helemaal niet.

Nee, hij is de vader van God. De walvis schiep God in drie weken; precies tijdens de bouwvak. Op de laatste dag gaf-ie hem een baard en hij zag dat het een enorme lul was. Een enorme lul die in de loop der jaren nog verantwoordelijk zou worden voor menige orkaan, genocide of hongersnood. Maar dat kon de walvis niet schelen. Zijn taak was volbracht. God was – met al z’n gebreken – af. Bovendien wilde die vervelende Knevel met hem praten. Hoog tijd om een stukje te gaan zwemmen. 

55 miljoen jaar dus om precies te zijn. Hij is dan ook in bezit van het wereldrecord van de 3.000.000.000.000.000.000.000 meter zwemmen. Zonder haaienpak. Die had je in die tijd nog niet. De walvis zegt zelf altijd dat hij dat zwemrecord helemaal toppiejoppie vindt. Wat de walvis minder toppiejoppie vindt is dat die Japanners hem nog altijd met een harpoen door z’n flikker proberen te schieten.

Dat stamt nog uit de tijd dat de Japanse dwerg Haruki Hotaka en de walvis het bij de FEBO aan de stok kregen over een satékroket. De walvis had namelijk het hokje met de laatste satékroket opengemaakt. Juist het hokje waar de dwerg het ook op gemunt had – u kent de voorkeur van Japanse dwergen voor saté. Hij was alleen even weggegaan om een ladder te halen; de dwerg kon niet bij het hokje. Toen de walvis plagerig zei dat de satékroket uitstekend smaakte, ontstak de Japanse dwerg Haruki Hotaka in woede. En dat is eigenlijk nooit meer echt goed gekomen. 

U vraagt zich af hoe ik dit allemaal weet? Nou dat zit zo: niet zolang geleden vond ik een scheepsjournaal van Kapitein Snortega waarin hij een wereld beschrijft van enorme onderwaterwezens die minstens de lengte hadden van de tien meter lange penis van de kapitein. Dit waren de kant-noch-walvissen. Eerst geloofde ik er niks van, maar nu denk ik dat dat verhaal best eens waar kan zijn….

30 reacties op “De walvis”